Vissers kapseisden door een mysterieus zeewezen – wat er boven water kwam liet hen sprakeloos achter

Hij sliep slecht. Telkens als hij zijn ogen sloot, voelde hij de skiff weer kantelen, voelde hij hoe de deining van zwart water hem optilde, hoorde hij de motor sputteren en uitvallen. Hij werd hijgend wakker, ervan overtuigd dat de schaduw was teruggekeerd, om vervolgens te constateren dat de nacht stil was.

De volgende ochtend liep Erik naar de kade. Zijn boot lag laag in het water en schommelde zachtjes met het getij mee. Toen hij op zijn hurken kroop om zijn spullen te controleren, viel zijn oog op iets, een dunne glans die zich over het oppervlak verspreidde, regenboogachtig in het zonlicht. Het dreef onder de romp vandaan, meebewegend met de stroming.