Vissers kapseisden door een mysterieus zeewezen – wat er boven water kwam liet hen sprakeloos achter

Tegenspreken zou hem in hun ogen alleen maar nog dwazer maken. Ze geloofden al dat hij het monster had gezien, of hij het nu toegaf of niet. Voor hen was zijn struikeling op het strand bewijs genoeg. Maar de waarheid was erger dan spot.

De waarheid was dat hij niet wist wat hij had gezien. Hij wist niet wat er onder hem door was gegaan, alleen dat het niet had bewogen als een walvis of een haai, en dat geen storm zulke golven kon oproepen. Zijn trots zei hem dat het geen monster was. Zijn gevoel zei hem dat het ook niet natuurlijk was.