Vissers kapseisden door een mysterieus zeewezen – wat er boven water kwam liet hen sprakeloos achter

Als ik het mis heb, lach dan zoveel je wilt. Maar als ik gelijk heb-” Hij liet de zin hangen. De mannen mompelden en wisselden blikken. Sommigen rolden met hun ogen, maar anderen verschoven ongemakkelijk. Uiteindelijk sprak een oudere visser met grijze stoppels.

“Wat kan het kwaad? We zitten aan de kust, we kijken toe en we bewijzen dat hij ongelijk heeft. Dan houdt hij misschien zijn mond.” Een laag gegrinnik verspreidde zich, half instemmend, half spottend. Iemand anders voegde eraan toe: “Ja, laat hem zichzelf maar in verlegenheid brengen. Dat is beter dan naar hem luisteren.”