Erik stond vooraan, met zijn notitieboekje nog in de hand, hoewel hij het niet meer nodig had. Hij sprak met vaste stem. “Het stijgt net na de bel. Let op het water.” Marta spotte met haar armen over elkaar. “En als er niets komt?”
“Dan ben ik de dwaas,” zei Erik eenvoudig. De lucht viel stil. Zelfs de meeuwen waren verdwenen. Het getij drukte zachtjes tegen de golfbreker en verstilde toen. Het enige geluid was het ijzeren geluid van de kerkklok, waarvan de tonen over de baai klonken, diep en afgemeten.