Eerst gebeurde er niets. Het water lag vlak, zilver in het laatste licht. Een paar mannen wisselden grijnzen uit. Iemand mompelde: “Zonde van de nacht.” Marta vouwde haar armen steviger op, haar lippen krulden al in een overwinningsroes.
Erik’s kaak klemde zich vast. De hitte bloosde op zijn gezicht. Hij bladerde door zijn notitieboekje alsof de pagina’s zouden veranderen, maar de tijden stonden er precies in. Had hij het de hele tijd mis gehad? Was hij gewoon een dwaas die aan de rand van de zee stond te krabbelen? Er klonk gemompel toen de mensen zich begonnen te verplaatsen, sommigen draaiden zich om alsof ze klaar waren om terug te gaan.