De twee mannen verdwenen naar beneden. Het luik klapte dicht en het schip zonk weer, glijdend onder het oppervlak tot het water vlak werd. In minder dan een minuut was het verdwenen. De menigte bleef stil, alleen onderbroken door het gesis van de golven op het zand. Uiteindelijk wendde Erik zich tot hen. Zijn stem klonk kalm en vast. “Geen monster. Een machine. Altijd al geweest.”
Sommigen schudden nog steeds hun hoofd, mompelend, onwillig om de mythe los te laten die ze gevoed hadden met angst. Anderen staarden alleen maar naar het water, met bleke gezichten, alsof ze worstelden om te accepteren dat mensen iets hadden gebouwd dat zo groot en zo verborgen was dat het ongemerkt in hun baai kon rondspoken.