Vissers kapseisden door een mysterieus zeewezen – wat er boven water kwam liet hen sprakeloos achter

Hij zette de motor af boven de plank waar de stroming gewoonlijk haring aanvoerde. Zijn lamp verlichtte een bleke cirkel van water, plankton flikkerend als statische elektriciteit. De netten hingen slap. Er bewoog niets. Toen schokte de boot. Niet van de chop, maar van iets dat de boot overal tegelijk raakte: de romp, de motor, zelfs zijn laarzen.

Een lage trilling ging door het hout tot in zijn botten. Hij zette zich schrap, hurkte laag en leunde over de rand. Een enorme schaduw trok onder hem door. Het was te schoon, te precies, niet de omvang van een walvis of het gefladder van een rog.