De bomen, normaal gesproken gastvrij, voelden nu levendig aan met een onheilspellende aanwezigheid, alsof ze haar waarschuwden voor ongeziene dreigingen die in de schaduwen op de loer lagen. In een wanhopig moment besloot Hazel te vertrouwen op de beer die haar leidde. Hij bewoog met een griezelig vertrouwen en leidde haar door het doolhof van het bos.
Ze volgde, verscheurd tussen haar instinct om te ontsnappen en de hoop dat het pad van de beer hen in veiligheid zou brengen. Het bos opende zich tot een open plek waar Hazels hart zonk. Een welp, gevangen in een net, keek met bange ogen op.