Zonder aarzelen bukte de reiziger zich en greep een gekartelde rots van de grond, zijn bedoeling onmiskenbaar. Hazels adem stokte in haar keel toen de angst haar overspoelde en haar voor een moment verlamde.
Toen kwamen de tranen, oncontroleerbare snikken ontsnapten haar lippen terwijl ze smeekte: “Je bent een monster! Hoe kun je onschuldige wezens doden? Heb je dan geen menselijkheid meer over?” Haar stem trilde, elk woord was doortrokken van wanhoop. Maar haar smeekbede leek hem alleen maar te amuseren, zijn mondhoeken krulden in een verwrongen glimlach.