Zijn blik ging over de open plek, op zoek naar enig teken van beweging. Toen viel zijn oog op iets dat hem nog niet eerder was opgevallen: een stuk stof, gescheurd en verweerd, vastgeklonken aan een laaghangende tak. Zijn maag klemde zich samen. Het was er niet eerder geweest. Iemand was hier onlangs geweest. En als ze de rugzak hadden meegenomen, hadden ze een reden om hem weg te willen hebben.
Toen viel hem iets anders op. Voetsporen die van de open plek wegliepen, dieper het bos in. Zijn hartslag ging tekeer. Hij beeldde het zich niet in. Iemand anders was deze kant op gelopen, en wel nadat hij was vertrokken. Zijn instincten schreeuwden naar hem om terug te keren, maar hij negeerde ze in zijn zoektocht om zijn onschuld te bewijzen.