Daniels maag draaide zich om toen hij het tafereel in zich opnam – de kooien, de ziekelijke honden, de ruwe diagrammen van “ideale” eigenschappen die op de muren waren geplakt. Zijn adem stokte snel, maar hij dwong zichzelf om stil te blijven. Wat was dit voor een plek? Hij greep naar zijn telefoon, maar nog voor hij hem kon ontgrendelen, weerklonk er buiten een diep, rommelend geluid.
Een motor. Er kwam iemand aan. Daniel’s hartslag steeg toen hij zijn hoofd in de richting van de schuurdeuren draaide. Snel dook hij achter een stapel omgevallen kratten bij de verste muur. Door een kier in de kratten zag hij hoe twee figuren naar binnen glipten, hun laarzen zwaar tegen de houten vloer.