Een van hen droeg een zwarte plunjezak, laag tegen zijn zij aangeslingerd. De andere, groter en breedgeschouderd, hield een injectiespuit in zijn gehandschoende hand. Daniel’s hart bonsde. Wat waren ze in godsnaam aan het doen? De mannen bewogen zich in de richting van de kooien. Zonder te aarzelen knielde de lange naast een zwak uitziende retriever en hij greep zijn nekvel vast terwijl hij de spuit in zijn nek stak.
Daniel balde zijn vuisten. Dit was geen behandeling. Dit was iets anders, iets ergers. Hij ademde nauwelijks, zijn lichaam was gespannen en wilde onzichtbaar blijven. Maar toen een scherpe blaf. Zijn maag zakte naar beneden. Een van de puppies was wakker geworden, zijn frêle lichaam trilde terwijl het in Daniels richting gilde. Het had hem gevoeld. De mannen verstijfden. Toen draaide de grootste zich langzaam om naar de kratten.