Man dacht dat hij een puppy in het bos had gevonden – toen dierenarts ze zag, belde ze de politie

“Hé, kereltje,” mompelde Daniel terwijl hij over de frêle rug van de pup aaide. Zijn ogen fladderden open, dof en onscherp. Een zwakke klap van zijn staart deed Daniels keel dichtkrimpen. Hij haalde zijn waterfles tevoorschijn en goot een paar druppels in zijn bek. De pup likte er nauwelijks aan voordat hij weer stil bleef liggen.

Daniel scande het gebied, zijn maag verstrakte. Er was geen teken van een moeder of eigenaar. Deze puppy was hier niet rondgelopen, hij leek te zijn achtergelaten. Hij ademde scherp uit, zijn woede borrelde onder zijn huid vandaan. Wie zou een hulpeloos dier hier achterlaten, waar het niet zou overleven? Het sloeg nergens op.