Henry zette zijn wekker om de paar uur, vastbesloten om de hele nacht het ijs te controleren. Elke keer dat hij met een zaklamp in de hand naar buiten stapte, leek de schimmige figuur in het blok even stil en raadselachtig als voorheen.
Hij merkte dat hij tegen hem fluisterde, alsof het wezen hem kon horen. “Hou vol.” Halverwege de ochtend keerde Sophie terug met haar vrachtwagen die de besneeuwde oprit opreed. Deze keer was ze niet alleen.