Buiten werd het steeds donkerder, de regen fluisterde tegen de ramen. Verpleegsters passeerden, mompelend, starend naar de vreemde bewaker bij het glas. “Een hond hier,” zei er een, “is onhygiënisch.” Elena veegde haar handen af en keek haar aan. “Dat is de wereld die dat kind daar heeft geplaatst ook,” zei ze. “Hij kan blijven tot de politie er is.”
Verpleegsters fluisterden. Bezoekers staarden. Een conciërge zweefde met zijn dweil aarzelend over de pootafdrukken. “We kunnen hier geen hond houden,” zei een van de nachtzusters, Connie, terwijl ze haar neus dichtkneep. “Allergieën, infectiebestrijding, alles.” Elena hield haar stem gelijkmatig. “Hij is buiten, niet in de buurt van de patiënten. Hij heeft haar gered. Hij heeft die ruimte verdiend.”