Magnolia Wren had het allemaal gezien. Ze zag dagelijks de snotapen van de middelbare school aan de overkant. De tieners scheurden door de straten als mini-orkanen op hun fietsen – luid lachend en vloekend, hun energiedrankjes sproeiend op zorgvuldig onderhouden heggen.
Ze bespotten de postbode, belden om middernacht aan en vloekten vrijuit, omdat ze dat cool vonden. Ze verpletterden vaak bloemblaadjes, gooiden gebruikte blikjes frisdrank in haar rozenstruiken, stampten ’s nachts door haar tuin en namen zonder te vragen perziken van haar boom. Zelfs de aardigste buren voelden zich gevangen in een circus zonder einde.
Ze verdroeg het allemaal, zelfs toen ze het windklokkenspel van haar overleden man meenamen en kapot maakten, olielekkies in haar vogelbadje achterlieten, tuinpalen in verwrongen vormen omhoog trokken en met de bal in de buurt van haar huis speelden – waardoor haar raam sneuvelde. Maar toen ze hen een jongetje zag uitschelden… konden Magnolia’s handen niet langer stil blijven!