In de rustige doodlopende straat was het leven vredig. Gezinnen verzorgden het gazon, kinderen fietsten en het hardste geluid was het blaffen van een hond in de verte. Die vrede werd verbroken in de zomer, toen een groep tieners, net afgestudeerd van de middelbare school, wild en rusteloos, besloot om van de plek hun speelterrein te maken.
Als huiseigenaren de jongens wegjoegen of schreeuwden, kwamen de kinderen pas later terug, als er niemand in de buurt was. Mensen klaagden bij de directeur van de school waar ze studeerden. Maar er bleef niets hangen. De jongens grijnsden en haalden binnen de kortste keren weer dezelfde capriolen uit.