De onrust verspreidde zich de volgende dag naar de school. Agenten in uniform spraken de leerlingen streng toe en waarschuwden voor de gevolgen van brandstichting. Sommige jongens veinsden onschuld met overdreven schouderophalen, terwijl anderen dieper in hun stoel wegzakten. Geruchten gonsden als vliegen maar vervaagden al snel in vermoeide berusting – niemand had genoeg gezien en er kon niets bewezen worden.
Tegen het einde van de week was het incident van een dringende crisis overgegaan in een buurtherinnering. Het verkoolde huis stond als een stille herinnering, zwart geblakerd en leeg. Het leven hervatte zijn patronen: routines keerden terug, vermoedens bekoelden. Magnolia veegde haar portiek en keek toe vanachter haar blauwe ogen.