Er gingen geruchten dat Magnolia’s kookkunst vreemde krachten had – een oud bijgeloof dat moeders gebruikten om kinderen af te schrikken die te dol waren op kaneelbroodjes. “Ze doet iets in die taarten,” fluisterde een meisje. De jongens spotten met het gepraat over heksen en vloeken, maar stiekem droomden sommigen ’s avonds laat van zoete geuren die ziekelijk werden.
Haar zwijgen werd een wapen dat aan hen knaagde. Elke belediging kaatste terug als in een leegte die te groot was om te vullen. Ze schreeuwden harder, gedroegen zich beter, bang om zich klein te voelen in haar stille aanwezigheid. Dag na dag cirkelden ze rond haar huis als rusteloze vogels boven een stil veld.