Ze aarzelden maar even voordat Connor het scherm opendeed en hen voorging. Binnen rook het huis naar boter en iets zoets dat sterk genoeg was om het beoordelingsvermogen te vertroebelen. Hun hart klopte toen ze door de nette salon gleden, langs de kanten gordijnen, recht naar de keuken. Het dienblad met koekjes glinsterde als een schat.
Ze hapten gulzig toe, kruimels dwarrelden langs hun shirts. Trevor lachte, met opgezette wangen als een eekhoorn. Malik mompelde: “Dat moeten we niet doen,” terwijl hij met zijn hand een hapje nam. De smaak was goddelijk-gouden, zachte, gesuikerde hemel. Triomf gonsde in hen. Eindelijk was de schat van Mag van hen.