Hij niet. Hij bleef naar de lucht kijken, wachtend tot ze terug zou komen van waar ze ook naar toe was gegaan. Daarna ging alles langzamer. Zijn leraren checkten in. Zijn vrienden wachtten op hem bij de poort. Maar hij kon de woorden niet vinden. Hij kon de versie van zichzelf niet vinden die lachte, rende, praatte. Eerst probeerde zijn vader het.
Ze keken samen films en maakten macaroni met kaas zoals mama vroeger deed. Maar dat stopte na een paar maanden. Zijn vader begon later thuis te komen. Hij glimlachte niet meer. En Lucas wachtte niet langer tot alles weer normaal was. Ze kwam hun leven binnen als een zacht briesje – zacht, beleefd, bijna te perfect.