Megan stapte dichterbij en bevroor. “Wat… is dat?” fluisterde ze. Binnen in de muur zat geen isolatie. Geen rot. Geen leidingen. Zwarte, wortelachtige aderen strekten zich uit over de binnenste holte, dik en geweven als een schimmelnetwerk. Ze klampten zich vast aan de spijkers, kronkelden omhoog en verdwenen in een donkere massa dieper binnenin.
De geur kwam met een nieuwe golf naar buiten: sterker, natter, onmiskenbaar organisch. Daniels keel verstrakte. “Jezus…” Megan bedekte haar mond. “Dan… het lijkt alsof het groeit.” Hij leunde voorover en scheen met zijn zaklamp naar binnen. De aderen pulseerden zwakjes in de reflectie van de lichtbundel, ze bewogen niet, maar hadden een structuur waardoor ze verontrustend levend leken.