Daniel hield zijn handen open, zijn handpalmen naar beneden gericht – een universeel teken van vrede, van onderwerping. Hij had geen wapens, geen uitdaging in zijn houding. Als hij hier levend uit wilde komen, moest hij hen ervan overtuigen dat hij geen bedreiging vormde.
Maar toen spitsten Shadow’s oren. Zijn hoofd draaide lichtjes naar een van de wolven die Daniel flankeerden. Een wolf met littekens op zijn snuit en ogen vol haat. Op het moment dat Daniel hem in de ogen keek, wist hij het. Ze waren het niet allemaal eens met Shadow’s terughoudendheid.