Toen hij zich in de richting van de vallei draaide, begon de lucht op te klaren. De storm was verdwenen, de wereld was stil en onaangetast. De wildernis had hem losgelaten. Maar het zou altijd in hem blijven – niet als herinnering, maar als deel van wie hij was.
Toen hij zich omdraaide voor een laatste blik, galmde er in de verte een gehuil door de lucht. Sterk, onwrikbaar, gedragen door de wind. Daniel glimlachte, zijn adem krullend in de kou. Shadow was nog steeds daarbuiten, wild en vrij. En op de een of andere manier wist hij dat ze allebei precies waren waar ze moesten zijn.