De verontrustende ontmoetingen van de dag speelden zich in zijn hoofd af als een spookachtige lus. Hij dacht aan elk detail van zijn interactie met Lena – de manier waarop ze zo angstig overkwam en het korte, gefragmenteerde gesprek dat ze hadden gevoerd.
Elke herinnering leek zijn onbehagen te versterken, waardoor hij zich afvroeg of hij iets cruciaals had gemist. Hij stapte uit de auto en liep langzaam, bijna mechanisch, naar zijn voordeur.