Dagen vervaagden, gevuld met angstig ijsberen en onbeantwoorde vragen. De vertrouwensdocumenten op haar eettafel staarden terug als een beschuldiging. Daniel’s afwezigheid voelde niet langer als rouw. Het was een onafgemaakt gesprek, een man die over het graf reikte om haar met geheimen te beschimpen.
Terwijl de zomer overging in de herfst, werd de nieuwsgierigheid van de stad scherper. Toevallige kennissen werden detectives. “Heeft hij je iets nagelaten?” vroeg een vrouw in het postkantoor. Maggie wilde zeggen dat ze zich met hun eigen zaken moesten bemoeien, maar in plaats daarvan dwong ze beleefde antwoorden af en trok ze zich terug in de eenzaamheid van haar keuken, de ordner als een blauwe plek.