Die avond zat Maggie alleen in Daniels leunstoel, de envelop en de grootboeken uitgespreid over haar schoot. Ze fluisterde in de lege kamer: “Alsjeblieft, Daniel. Ik moet het weten.” Haar stem trilde, half smeekbede, half beschuldiging. De tikkende klok maakte de stilte alleen maar erger.
S Avonds keerde ze terug naar de opslagruimte, catalogiseerde bestanden, vergeleek grootboekvermeldingen met datums. Elke ontdekking riep twee mogelijke lezingen op. Eén: Daniel was voorzichtig en methodisch en beschermde haar. Twee: hij had een tweede leven, verplichtingen en intimiteiten buiten hun huwelijk. De geest koos gretig voor de onaangename interpretatie.