Als Lara zich ergens had verstopt, was Mira’s appartement de meest logische plek om te beginnen. Misschien was ze daar opgedoken, geschokt, overweldigd, niet in staat om helder te denken. Die gedachte voerde hem door de stad, waarbij elk rood licht de nacht dunner en strakker om zich heen trok.
Toen hij het gebouw bereikte, aarzelde hij alleen lang genoeg om zijn ademhaling te stabiliseren voordat hij de trap opliep. Hij pauzeerde bij Mira’s deur en klopte toen stevig aan. Wachtte. Klopte opnieuw. Stilte.