De kilte, de afstand, de manier waarop hij haar niet aan leek te kunnen kijken; was dat omdat ze eerder een herinnering aan verraad was dan zijn eigen vlees en bloed? Haar keel verstrakte. Ze kon hem bijna horen in haar herinnering, haar wegwuivend, haar afwijzend met dat vermoeide handgebaar. Misschien was het allemaal wel omdat ze niet bij hem hoorde.
Miriam greep het touw vast, haar adem stokte. Ze zei tegen zichzelf dat ze het moest weten, hoe pijnlijk ook. Een leven lang was de zolder tegen haar gesloten geweest; nu drong de waarheid zich van binnenuit op, wachtend om los te breken. Met een scherpe ruk gaf het touw het op, de vezels knapten in haar handen.