Miriams adem stokte. Dus Ruth was geen minnares, noch een andere dochter. Ze was zijn moeder. Haar handen trilden toen ze de bladzijde omsloeg, het papier knisperde onder haar vingers. De volgende aantekening was donkerder, de inkt was er met zo’n kracht in gekerfd dat het er bijna doorheen scheurde. Mam zei dat ze alleen het beste voor me wilde. Maar wat ze wilde was gehoorzaamheid.
Ze verpletterde elke keuze voor ze kon ademen. Zelfs nu, als ik mijn ogen sluit, hoor ik haar stem me corrigeren, me bespotten. Ik verliet haar huis, maar ik ontsnapte nooit aan haar greep. Miriam slikte hard en bladerde verder. De aantekeningen werden fragmentarischer, stuk voor stuk druipend van wrok. Ze maakt van haar zwijgen een wapen.