Maar hij was weg en de stilte die antwoordde was het enige dat overbleef. Toen haar snikken eindelijk weg waren, zag ze dat er nog een envelop onder het dagboek lag, apart van de rest. Haar naam stond erop geschreven in zijn onmiskenbare handschrift. Haar naam stond op de envelop in zijn onmiskenbare handschrift. Miriam staarde er een lang moment naar, haar adem stokte.
Na pagina’s van bitterheid en wrok, vreesde ze half voor wat hij rechtstreeks tegen haar zou kunnen zeggen. Toch gleed ze met haar vinger onder de flap en vouwde het papier open, voorzichtig om het kwetsbare vel niet te scheuren. Miriam, begon het, de streken van zijn pen onvast, elk woord op de pagina gedrukt alsof het moeite had gekost om het op te roepen.