Daniel ademde uit zonder te beseffen dat hij zijn adem inhield. De trein zoemde onder hem, glad en stabiel, en voor het eerst in dagen verzachtte zijn lichaam zich in de stoel. De stille wagon was kalm, het uitzicht buiten een waas van winterbomen. Hij sloot zijn ogen.
Dit was wat hij nodig had. Zes uur stilte. Geen vergaderingen. Geen schermen. Niemand die een beslissing nodig had. Hij liet zijn hoofd tegen het raam rusten, de zachte beweging van de trein wiegde hem in die tussenruimte waar gedachten beginnen te zweven en spanning begint weg te glijden.
Toen, plof. Een scherpe schok tegen zijn onderrug. Niet hard, maar precies. Doelbewust. Hij bevroor. Er volgde nog een schop. Toen nog een. Een gestaag ritme, elke trap tastte zijn fragiele kalmte aan. Er bewoog iets duisters onder de uitputting. Daniel ademde langzaam uit, zijn ogen vernauwend. Als het niet ophield, zou hij ervoor zorgen dat het ophield.