Hij staarde uit het raam, zijn kaken strak op elkaar, en wilde dat de wereld sneller vervaagde. Buiten het raam was de rivier in zicht gekomen. Hij glinsterde onder de bleke winterzon, kronkelde langs kale bomen en afbrokkelende boothuizen. Een prachtig tafereel. Verspild aan een man die niet probeerde over te koken.
Er landde weer een schop. En deze keer deinsde Daniel niet eens terug. Hij staarde gewoon voor zich uit. En dacht na. De stille auto was teruggekeerd naar zijn gebruikelijke stilte, maar binnenin Daniel bleef er iets luid. Zijn gedachten gonsden onder de oppervlakte, en herhaalden hetzelfde hulpeloze refrein: Je hebt het geprobeerd. Je was beleefd. En het maakte nog steeds niets uit.