“Ik weet het niet,” zei Caleb, stem laag. “Maar we gaan het uitzoeken.” Ze staken de laatste achtertuin over en glipten door een gat in het hek, het wild in. Het contrast was onmiddellijk.
De keurige gazons en tuinperken waren verdwenen. Voor hen lag het bos als een muur, verward, stil en onverschillig. Dennennaalden bedekten de grond in vervaagd goud. Takken slingerden boven hun hoofden, de zon en de wereld achter hen dempend.