Lisa’s adem stokte. Nina. Zelfs van een afstand kon ze het zien aan de gespitste oren, het kleine gestalte, het nauwelijks zichtbare belletje dat glinsterde in het licht. Caleb greep haar arm net toen ze bijna opstond. “Wacht,” fluisterde hij. “Niet bewegen.”
“Maar ze is…” “Ze leeft. Maar als je dat ding bang maakt, kan het wegschieten of haar laten vallen. We kijken toe. Dan volgen.” Lisa’s vingers groeven in het vuil. Haar hele lichaam schreeuwde om te rennen, te reiken, te redden. Maar ze hield stil. De bergleeuw liep de helling af en verdween achter een groep keien en struiken.