Het welpje snoof de lucht op, aarzelde en stapte toen op trillende pootjes naar voren. Het dronk, snel en slordig, het water liep langs zijn snuit naar beneden. Toen het klaar was, keek het op met ogen die goud glinsterden in het zonlicht en in die breekbare stilte tussen hen vergat Catherine elke regel die ze ooit had geleerd.
“Je hoort hier niet te zijn,” fluisterde Catherine. Toch deed ze de deur niet dicht. Catherine bleef langer dan zou moeten gehurkt bij de open deur zitten, de warme lucht dik met de geur van stof en droog gras.