Het weesluipaard klopte elke ochtend op haar deur. Op een dag liet ze hem eindelijk binnen

“Moeilijk te zeggen. Hangt ervan af hoe lang hij zonder moeder is geweest.” De ranger tilde het jong voorzichtig in een draagzak, zijn kleine lijfje slap maar hij ademde regelmatig. “We brengen hem naar het revalidatiecentrum. Zij weten wel wat ze moeten doen.”

Catherine keek toe hoe ze wegreden, het stof golfde achter de truck tot het de weg opslokte. Pas toen het geluid wegebde, besefte ze hoe stil haar huis was geworden. De rest van de middag ging voorbij in vlagen van afleiding. Ze maakte de keuken twee keer schoon, zette thee die ze vergat te drinken, zat bij het raam met haar notitieblok open maar schreef niets.