Elke beweging van de wind buiten trok haar aandacht terug naar de veranda. Tegen de avond had het schuldgevoel zich in haar botten genesteld. Ze vertelde zichzelf dat ze alles goed had gedaan, het incident had gemeld, de procedure had gevolgd. Maar het voelde als verraad. Het avondeten bleef onaangeroerd.
Het bos achter haar raam schemerde van de hittebliksem, het soort dat flitste zonder donder. Ze schonk een klein glas wijn in, maar dat hielp niet. Ze bleef maar denken aan de ogen van de welp, niet wild, niet vertrouwend, maar iets ertussenin. Toen ze uiteindelijk naar bed ging, liet ze het raam openstaan voor lucht.