Het weesluipaard klopte elke ochtend op haar deur. Op een dag liet ze hem eindelijk binnen

Toen de truck eindelijk wegreed, met krakende banden tegen de zandweg, voelde de stilte die volgde zwaarder dan voorheen. Iets diks en waakzaams. Catherine bleef op de veranda, haar ogen gericht op de lijn waar haar tuin overging in de bomen.

Als het echt een broer of zus was, verklaarde dat misschien alles. Het jong keerde niet naar haar terug, het was op zoek naar zijn familie. Het geluid dat ze in het donker had gehoord, was misschien de moeder geweest, of het andere jong, dat terugriep. De gedachte liet haar niet los.