Honderd keer zei ze tegen zichzelf dat ze terug moest gaan. Om de rangers te roepen, om het over te laten aan iemand die gewapend en getraind was. Maar de wijde ogen van het welpje bleven door haar hoofd flitsen en de gedachte dat het alleen door het bos zou strompelen duwde haar vooruit. Ze zou bellen zodra ze wist waar ze naar keek, zei ze tegen zichzelf. Even kijken, genoeg om het te begrijpen.
Dan zou ze het goed rapporteren. De afdrukken werden dieper naarmate het terrein afliep, de grond donkerder en natter. Ze streek met haar hand over een van de afdrukken. Degene die hier was geweest, was binnen enkele uren overleden. De lucht werd koeler en droeg een vage metaalachtige geur. Toen kwam de geur: rook en olie.