Catherine bleef stil liggen, nauwelijks ademend. Het jong tsjirpte opnieuw, zachter deze keer, hetzelfde klaaglijke geluid dat ze aan haar deur had gehoord. De moeder antwoordde met een laag, keelgeluid dat half waarschuwend, half geruststellend was.
Langzaam, onmogelijk, brak de spanning. De moeder liet haar kop zakken, snuffelde aan het welpje en drukte haar neus zachtjes tegen de vacht. Catherine slikte en keek toe hoe het besef tot haar doordrong. Het jong was helemaal niet verdwaald. Het had geprobeerd haar te vinden.