Het luipaard draaide zich nog een laatste keer naar Catherine toe, met ogen die glinsterden in het gefilterde licht. Toen, met het welpje dicht tegen haar aan gedrukt, glipte ze het bos in en was verdwenen. Catherine bewoog lange tijd niet. Pas toen de geluiden van het bos terugkeerden: vogels, wind, het zwakke druppelen van water, realiseerde ze zich dat ze nog leefde.
Tegen de tijd dat Catherine haar weg naar huis had gevonden, blies de zon door de bomen, een dun oranje licht dat alles onwerkelijk deed lijken. Haar handen waren geschaafd, haar shirt gescheurd. Elk geluid deed haar terugdeinzen.