Het weesluipaard klopte elke ochtend op haar deur. Op een dag liet ze hem eindelijk binnen

Ze riep de rangers zodra ze haar veranda bereikte. Haar stem trilde maar één keer. Ze arriveerden binnen een uur, twee vrachtwagens, vier man, radio’s kraken. Catherine stond in de deuropening toen ze naar het bos uitwaaierden en vertelde wat ze gezien had: de kooi, het kamp, het luipaard, de man.

De rangers keken elkaar ongemakkelijk aan. “We hebben al een tijdje meldingen van stropers in de buurt van de zuidelijke omheining,” zei één van hen. “Het lijkt erop dat je recht in een van hun kampen bent gelopen.” Catherine’s maag kromp ineen. “Heb je ze gevonden?”