Het weesluipaard klopte elke ochtend op haar deur. Op een dag liet ze hem eindelijk binnen

Ze kwamen naar haar toe voor hulp. Soms was het een gevangen vogel, een manke zwerver, een hond die niet ophield met blaffen tegen het hek. Ze hielp altijd. Dan bedankten ze haar beleefd en gingen terug naar hun eigen volle leven. Catherine bleef achter met de rust. Die ochtend had ze net de waterkoker gepakt toen een geluid haar deed pauzeren.

Het was vaag, een zacht gekras tegen de glazen deur die naar haar veranda leidde. Ze fronste, wachtte. Daar was het weer. Ze stak de keuken over, blote voeten koel tegen de tegels, en trok het gordijn opzij. Een luipaard welp zat op de veranda.