Het weesluipaard klopte elke ochtend op haar deur. Op een dag liet ze hem eindelijk binnen

“Ja. Alleen. Het zit op mijn veranda,” zei Catherine. “Dat is ongebruikelijk. Misschien is het gescheiden. We sturen iemand om te kijken.” Antwoordde de stem. “Wanneer?” vroeg ze. “Kan later vandaag zijn. We hebben een situatie bij het oostelijke hek.”

Catherine’s ogen schoten terug naar het raam. De welp was in de schaduw gaan liggen en hijgde lichtjes. “Later,” herhaalde ze onomwonden. “Ja, mevrouw.” De lijn viel dood. Tegen de middag was er niemand gekomen. Het jong was er nog steeds, kleiner nu in het felle licht.