Elias hield zijn ademhaling in evenwicht, de belletjes stegen langs zijn gezichtsplaat terwijl hij de straal van zijn zaklamp naar beneden volgde. De ketting verscheen beneden, enorm, oeroud, kruipend over de zeebodem als de ruggengraat van iets dat levend begraven is.
De schakels waren bedekt met koraal en zeewier, maar het metaal eronder glom nog steeds op plekken waar de stroming het had schoongeschraapt. Edwin zwom naast hem, hun lichten sneden door de blauwe nevel. Scholen vis verspreidden zich bij hun nadering, flikkerden zilver en verdwenen weer in de duisternis.