Elias’ zicht liep in een tunnel. Zijn borstkas stuiptrok. De wereld werd wit aan de randen… En toen braken ze door de oppervlakte. Het gebrul van hun eigen gehijg vulde de lucht, wild en ongeremd. Elias hoestte heftig, stikte in het zout, zijn lichaam trilde terwijl hij longen zuurstof naar binnen slurpte.
Edwin dook naast hem op en rukte zijn masker af, zijn ademhaling rafelig en onregelmatig. Even bewoog niemand van hen. Ze dreven in stilte, de golven sloegen zachtjes tegen de romp van de boot vlakbij, de redding net binnen bereik.