Maar toen Helen bij zonsopgang wakker werd, controleerde ze het nog een keer voordat haar voeten de vloer raakten. Nog steeds niets. Ze liep door de ochtend uit gewoonte, dekte de tafel met heldere servetten, schonk siroop in een glazen kom, warmde de pan voor pannenkoeken op. De klok sloeg acht. Toen half negen. Ze probeerde te bellen. Geen antwoord. Toen David. Direct naar de voicemail.
“Hoi, met mam,” zei ze, terwijl ze kalmte in haar stem dwong. “Ik kijk even of alles in orde is. Ik heb ontbijt voor de kinderen gemaakt. Bel me als je kunt.” De stilte daarna was lang en zwaar. Ze vouwde de servetten weer op, gewoon om iets te doen te hebben. Tegen tienen ijsbeerde ze tussen de keuken en het raam. Er kwam een auto voorbij. Toen nog een.