Zijn gegrom was laag, gevaarlijk, het soort dat zelfs volwassenen een stap terug deed doen van het glas. Noah drukte telkens zijn neus dicht, zijn hart bonzend in zijn borstkas. Hij haatte het geluid van die brullen.
Het waren niet dezelfde dappere kreten die hij eerder had bewonderd – dit waren waarschuwingskreten, gevuld met iets duisters. Het maakte hem bang, maar het trok hem ook naar zich toe, alsof King hem een geheim probeerde te vertellen.