Van achter het glas fluisterde Noah, met trillende stem: “Papa… hij weet niet dat het weg is.” Daniel zei niets. Hij hield zijn zoon alleen maar steviger vast terwijl de leeuw zijn stille wacht hield. King cirkelde rond de hoek waar de bundel had gelegen en krabde zachtjes aan de steen.
Hij liet zijn kop zakken, snuffelde, knabbelde, een laag gerommel van verwarring gleed uit zijn keel. Na enkele ogenblikken krulde hij zich beschermend om het lege stukje grond heen, alsof het fragiele wezen er nog steeds was.